Ik zit normaliter tijdens de ochtendspits niet in de trein. Om depressief van te worden! Wat een verveelde gezichten. Ik ben gelukkig snel op schiphol, waar mensen al wat vrolijker kijken. Hoe komt dat toch ;-)? Ik vlieg via Oslo naar Tromsø. We landen in de regen. Hmm, daar was ik al wat bang voor. Al snel kom ik in het hotel.
Bij de receptie vraag ik na hoe het nou zit met de bussen. Ik heb bij mijn (beperkte) voorbereidingen vrijwel geen busverbindingen kunnen vinden naar het loopgebied, de Lyngen Alpen. Typisch vond ik één of twee busverbindingen per dag en helemaal geen (!) op zaterdag. Het antwoord van de receptionist verbaast mij: ‘Nee, klopt, op zaterdag gaan we hier niet met de bus.’ Ik ben even stil. Verwart hier iemand wellicht vraag met aanbod? Nou ja, maakt niet uit: het is bevestigt dat er vrijwel geen bussen rijden op zaterdag. Ik heb één busverbinding gevonden, die op zaterdag langs het meest zuidelijke puntje van de Lyngen Alpen rijdt. Die gaat het dus worden.
Ik vraag ook nog even na of ik in de Lyngen Alpen GSM-bereik mag verwachten. ‘Ja hoor, daar wonen gewoon mensen.’ OK, dat is fijn.
’s Avonds loop ik nog even door Tromsø. Het is gelukkig even droog. Ik loop over de brug naar de andere oever (Tromsø is op twee oevers gebouwd). Er staat weinig wind en ik word misselijk van de stank van dieselauto’s die naast mij op de brug rijden. Later ruik ik ook de vele houtkachels. Het geeft misschien een nostalgisch gevoel, maar gezond is het allemaal niet. Toen ik terug in het hotel kwam, had ik letterlijk een vieze smaak in mijn mond van de vervuiling. Tja, hier moet veel gestookt worden om het aangenaam warm te krijgen.
Ja, klinkt dom he? Die uitspraak vraagt om uitleg. Het zit zo. Ik volg al een tijdje de weersverwachting in Tromsø. En daaruit leidde ik af dat het juist verrassend warm is daar. Nou ja, warm. Niet erg koud in ieder geval. Zo ziet de weersverwachting er vandaag uit:
Weersverwachting Tromsø komende dagen
Valt mee toch? Temperaturen rond het nulpunt en mogelijk wat regen. Uiteraard wist ik dat het hoger op de bergen wel wat kouder zal zijn, maar ik heb zojuist pas bedacht dat het wel goed is om na te kijken hoevéél kouder het daarboven is. Na wat zoekwerk trof ik de weersverwachting aan van het hoogste punt van het loopgebied, de berg Jiehkkevárri – u allen ongetwijfeld bekend ;-). En die weersverwachting ziet er toch ietsje anders uit. Ietsje.
Toch maar een muts kopen ;-). Maar serieus: dit is toch wel even schrikken. Nu weet ik wel dat ik ook weer niet bovenop de hoogste piek mijn tentje ga opzetten, maar ik zal toch rekening moeten houden met matige vorst, zowel overdag als ’s nachts. Ik zal dus wat extra maatregelen moeten nemen om het warm te houden in de nachten. Verder zal ik moeten bedenken hoe ik sneeuw ga smelten om te filteren en te drinken, hoe ik voorkom dat mijn waterfilter bevriest en wat ik ga doen met mijn lenzen (die zitten ook in bakjes met wat zoutoplossing).
Ja, het gaat niet bij één tripje blijven. De herfstvakantie ga ik boven de poolcirkel doorbrengen. Fingers crossed dat ik het noorderlicht ga zien én ik heb al een gletsjer uitgekozen waar ik op wil gaan lopen. Nu nog een paar fysieke uitdagingen toevoegen (doel: zwaar, maar niet gevaarlijk). Ticket gekocht, maar nog veel te plannen: warme kleding kopen, crampons, nog e.e.a.
Deze titel omschrijft de ontwikkeling van mijn gewicht sinds 2015 wel zo’n beetje. In perioden dat ik succesvol afval, gaat het ook snel. Helaas worden die perioden steevast gevolgd door lange periodes waarin ik weer langzaam aankom. Wel val ik telkens méér af dan ik aankom, dus netto gaat het de goede kant op ;-). Op dit moment (aug 2019) is mijn BMI 23, dus het ergste afvalleed is inmiddels wel geleden.
Het afvallen vergt nogal wat discipline. En discipline kan ik soms wel, en soms ook niet opbrengen. Het is ook een niet-stabiel evenwicht: zodra het afvallen goed gaat, raak ik meer gemotiveerd en gaat het afvallen beter. En als het niet zo goed gaat, ga ik juist weer eten. Ideaal is het niet.
De laatste tijd val ik af door weinig koolhydraten te eten. En dat werkt. Ik denk dat dat is omdat je na een tijdje nauwelijks nog een hongergevoel hebt. En zonder hongergevoel is het makkelijk(er) om een calorietekort te behouden. En dat laatste is noodzakelijk om af te vallen: minder calorieën eten dan je verbruikt.
Ik begon me in te lezen om erachter te komen op welke manier ik het beste kon afvallen. Wat is er veel onzin geschreven over gezond eten en wat zijn er veel tegenstrijdige adviezen! Gelukkig trof ik tussen alle onzin ook enkele zinvolle, logisch consistente verhalen aan. Het eerste echte inzicht ontstond midden 2015. Ik zag ‘That Sugar film’ van Damon Gameau. Een wat gedramatiseerde documentaire waarin de hoofdpersoon veel suiker gaat eten door middel van het eten van zogenaamd ‘gezonde’ producten (veel ‘low fat’-producten!). Hij drinkt dus geen frisdrank, en eet geen koekjes of snoep (!). De film is verguist door sommigen en wordt juist aangeraden door anderen. Voor mij was het een eye-opener. De samenvatting laat zich raden: suiker is echt heel slecht voor je.
Bevestiging van de conclusie kwam van een betrouwbare bron: de wereld gezondheidsorganisatie raadt volwassenen aan om niet meer dan 25 gram ‘vrij’ suiker per dag te eten, maar in ieder geval niet meer dan 50 gram per dag:
WHO recommends a reduced intake of free sugars throughout the lifecourse (strong recommendation).
In both adults and children, WHO recommends reducing the intake of free sugars to less than 10% of total energy intake (strong recommendation).
Ofwel, als je 2000 kcal./dag per dag binnen krijgt, dan komt aanbeveling 2 neer op 200 kcal./dag aan vrije suikers. Suiker heeft 4 kcal./gram, ofwel 50 gram suiker per dag. De wat minder sterke aanbeveling 3 stelt dat het bij 25 gram per dag moet blijven.
De term ‘vrije suikers’ vraagt wel wat uitleg. De WHO bedoelt daarmee alle suikers die niet in ‘intacte fruit en groente’ of in melkproducten zitten (p.7 van het hierboven genoemde document). Merk de term ‘intact’ op. Appels en sinaasappels bevatten dus geen vrije suikers, maar appelsap of sinaasappelsap zit er juist vol mee! Het verschil zit ‘m overigens in de vezels, die wel in hele vruchten zitten, maar niet in vruchtensap.
Zoals met veel van mijn nieuwe projecten, ontstond ook het idee om gezond te gaan leven uit een soort van noodzaak. Ik schaam me ervoor om het op te schrijven, maar op mijn top in 2015 was mijn BMI 32.7 (nee, in kilo’s durf ik het al helemaal niet op te schrijven). Dat had uiteraard een hele reeks aan oorzaken, zoiets gebeurt niet uit zichzelf. De ultrakorte samenvatting daarvan was dat ik in de periode 1998-2016 doodongelukkig was. Overigens was had ik ook daarvoor al wat overgewicht (BMI van 27), maar gemiddeld over de hele genoemde periode had ik obesitas (BMI >30). Bij medische keuringen waren ook telkens mijn suikerwaarde en leverwaarden verhoogd en de doktoren hadden al enkele malen gezegd dat ik minder zou moeten drinken. Ehh, ik heb nooit veel gedronken. Altijd hooguit sporadisch. Later leerde ik dat de verhoogde leverwaarden een teken waren van “Non-Alcoholic Fatty Liver Disease” ofwel NAFLD. Vreemd dat de doktoren de relatie met mijn overgewicht niet legden. Wellicht dachten ze dat mijn overgewicht juist een gevolg was van de vermeende overconsumptie van alcohol.
In het najaar van 2015 kwam het uitzicht op een fijner leven (helaas duurde het nog een jaar voordat het zich begon te effectueren). Mijn eigenwaarde nam weer toe en ik wilde van mijn overgewicht af. Het begin van een lange tocht.
Om 06:00 wordt ik wakker van iemand die hout staat te hakken. Heh? Idioten. Nou, dan maar opstaan. Ik maak alles klaar, pak de tent helemaal droog in (bonus!) en ga onderweg. Het is een écht makkelijke trail. Superbreed, supermakkelijk. Onderweg kom ik over de Upper Kananaskis river, waarover een grote, stevige brug is gebouwd:
En ik loop in het bos. Aangezien het weer een warme dag beloofde te worden en ik het gisteren best warm heb gehad, zo midden op de dag, vond ik het een verademing dat ik lekker in een koel bos kon rondlopen. Heerlijk gewoon. De paden waren zoals ik het eigenlijk vooraf had verwacht voor de hele trip: lekker breed, behoorlijk vlak.
En al omstreeks 10:00 kom ik weer aan bij het Upper Kananaskis lake, waar de auto staat:
Nog net voordat ik bij de auto ben, komt een fotogeniek eekhoorntje nieuwsgierig kijken:
Een mooie afsluiting zo. Ik kom bij de auto aan, pak mijn spullen in en rij terug naar Calgary. Pas na 40 minuten rijden heb ik weer telefoonbereik. Ik bericht iedereen dat ik er nog ben en ga naar een Safeway (supermarkt), waar ik allerlei warme dingetjes eet. Dan naar de b&b, waar de kamer helaas nog niet klaar was. Nogmaals even naar de supermarkt. Nu eet ik echt te veel. Weer in de b&b aangekomen heb ik lekker gedoucht en probeerde ik te gaan slapen. Is uiteindelijk pas laat op de avond gelukt omdat het er zo gehorig was. Ik heb de bear bangers en de bear spray gedoneerd aan de b&b eigenaar (mag ze toch niet meenemen het vliegtuig in).
De volgende dag een uneventful tripje terug naar het vliegveld, waar ik mijn mail eens ben gaan doorakkeren. Er zat best wat leuke mail tussen en ook een leuke crypto die mij heeft beziggehouden in het vliegtuig naar Toronto. Ik heb de foto’s een beetje uitgezocht tijdens de vlucht; de hele tijd met een grote glimlach op mijn gezicht. Nog nooit zulke ontspannen vluchten gehad. Ik schreef wat lessen op die ik had geleerd. De laatste in hoofdletters: ‘DIT MOET IK VAKER DOEN!’
Op donderdagochtend kwam ik aan op Schiphol, met minder dan een uur vertraging. Ik werd onverwacht opgehaald; leuk! Begin van de middag was ik weer thuis. Anderhalve dag om te wennen aan het tijdverschil; zaterdag zie ik de kinderen eindelijk weer. Volgende week donderdag vertrekken we naar Zwitserland – een beetje wandelen in de bergen 😉
En dan nog 1 nabrander. Het eten. Ik had voor 13 dagen aan eten bij me, maar wist dat ik eigenlijk te weinig had. Tot mijn verbazing heb ik de hele trip vrijwel geen trek/honger gehad en hield ik eten over. Uiteindelijk blijk ik gemiddeld zo’n 1700 kcal/dag te hebben gegeten. Ofwel, als bijkomend voordeel van deze prachtige reis ben ik ook best wat afgevallen.
De nacht biedt nog een verrassing: om 01:15 wordt er opeens geknaagd aan de tent. Een stekelvarken (‘porcupine’)! De eerste nacht dat ik in Beatty Lake sliep, hadden anderen hem ook al gezien en had hij aan iemand zijn loopstok geknaagd. ‘Ze knagen aan alles met zweet eraan.’ En nu dus aan mijn tentstokken!
Ik trap een paar keer tegen mijn tent. Het geknaag houdt op. Ik spring mijn tent uit, kijk rond met de lamp, inspecteer de tent (geen zichtbare schade; hij heeft niet aan het tentdoek geknaagd gelukkig) en ga weer liggen. Een uurtje later herhaalt dit tafereel zich. Ik slaap vervolgens erg licht. Nee, dit was niet de beste nacht zo.
Ik sta vroeg op, maar blijf nog tot het middaguur op de camping, genietend van het prachtige uitzicht.
Pas omstreeks het middaguur heb ik mij losgerukt van dit uitzicht.
In 2 uurtjes loop ik naar Three Isle Lake, een populaire bestemming van dagjestoeristen. Ik kom langs de plaats waar ik eerder de grizzly zag. Ditmaal is hij niet te bekennen. Enerzijds wel jammer, anderzijds natuurlijk heel fijn.
Een week eerder zat op de weide rechts in beeld een grizzly. Nu is het er leeg.
Het is druk bij Three Isle Lake; ik zie meerdere groepjes hikers. Ook mensen die aan het vissen zijn, of liggen te zonnebaden. Ik ben opeens weer helemaal terug in de bewoonde wereld.
De afdaling vanaf Three Isle Lake is nog best steil en dat vonden mijn kleine tenen allesbehalve leuk. Maar het is te doen en leverde nog een aardig plaatje op:
Om 15:30 kom ik aan bij Forks campground, voor de laatste nacht in de wildernis. Alhoewel wildernis? Dit is een grote camping. 13 plaatsen; drie vuurplaatsen, een tweetal luidruchtige grote groepen (samen 15-20 man), en nog een gezinnetje. Ik praat nog wat met dat gezin en ga om 21:00 op bed. De trip was kort vandaag, maar het was alsnog zwaar. De kaars begint een beetje op te raken.
Ik weet hoe fijn het is in Beatty lake. Ik heb daar nachten 3 en 4 geslapen. Nu heb ik een stuk van zo’n 15 kilometer af te leggen, dat eindigt met een enorme klim over een skreefield. Ik zie daar best tegenop.
Ik vertrek pas om 10:20. Dat gaf de gelegenheid om de tent te laten drogen (veel dauw), en gaf ook de tijd aan het bos om daar de dauw te laten verdampen. Ik wilde niet weer soppen in mijn schoenen!
Onderweg naar beneden kom ik een backpacker tegen, die zonder doel aan het wandelen was. Lijkt me ook heerlijk, al vind ik het ook wel weer fijn dat ik elke dag een bestemming/doel had.
Zo naar beneden lopend, zijn er ook best mooie plaatjes te schieten 😉
Bij de eerste river crossing tref ik een drietal dames, die Palliser lake als doel hadden voor vandaag. Direct na het oversteken van Leroy creek weer 2 koppels. Het is hier druk! Om 15:00 begin ik aan de klim omhoog naar Beatty lake. Het stuk waar ik tegenop zag.
Het begin van het pad is goed te zien. Het loopt door tot achter de rotsformatie rechtsboven.
Tja, hoewel het zwaar lopen was, viel het qua tijd nogal mee. In anderhalf uur loop ik iets van 200 meter omhoog over het skreeveld. Gelukt. En vlak voor 18:30 heb ik mijn eerste blik op Beatty lake:
Beatty lake is ook vanaf deze kant erg mooi!
Een uurtje later hoor ik stemmen. Hee, ga ik niet alleen zijn op de camping vannacht? Even later staan er vier mensen; zonder rugzakken, een beetje verwilderd uit hun ogen kijkend. ‘We moeten nog door naar Forks.’ (nog 7.5 kilometer lopen). ‘Waar moeten we heen?’ Ze bleken echt geen idee te hebben waar de trails liepen, hadden al een enorme route gelopen die dag en hadden dus nog best een stuk voor de boeg. Ik laat ze foto’s nemen van de trail die ze moeten lopen (had ik op mijn telefoon staan) en stel ze gerust: ze gaan daar echt wel aankomen voordat het donker is.
Ik ga heerlijk slapen. Voor de laatste twee dagen staan alleen afdalingen op de planning, van elk 7.5 kilometer. Eitje!
Ralph lake ligt hemelsbreed 24 kilometer bij de auto vandaan. Dat was hemelsbreed. Lopend is het zelfs 55 kilometer. In 4 dagen af te leggen. De missie is om tijdig bij het beginpunt terug te keren. Ik heb misschien net even te lang genoten van mijn eerdere rustmomenten… Ik vertrek om 07:45, met het doel om tot aan de grens van Banff National Park te komen. Banff ligt in Alberta (dus geen wildkamperen), maar als ik vandaag dichtbij die grens kan komen, dan red ik het wel. De route is niet erg aanlokkelijk: eerst een steile afdaling (te steil voor paarden), dan een eindeloos stuk over een weg omhoog. Opnieuw een zonovergoten dag. Een beetje schaduw was ook leuk geweest (toch klagen he, over het weer. Blijf Nederlander natuurlijk). Het is de verwachting dat ik vandaag weer mensen tegenkom. Dat is sinds dag 5 (Palliser river) niet meer gebeurd.
De klim is steil en soms wat lastig, maar, omdat het naar beneden gaat, niet extreem zwaar. Het gaat eigenlijk wel voortvarend. Ik had wel een nieuwe uitdaging: dauw. Ik liep de hele tijd tussen de lage struiken en tussen het hoge gras en daar lag zoveel dauw op, dat niet alleen mijn broekspijpen doorweekt waren, maar het ook in mijn schoenen liep. En wel zo erg, dat ik binnen een uur in mijn schoenen aan het soppen was. Dat is niet goed voor mijn blaren! Omstreeks 10 uur heb ik mijn schoenen leeggegoten, sokken uitgedaan, mijn linkervoet in een ballon gestoken die ik kort daarvoor had gevonden (en meegenomen – wilde geen troep achterlaten), en weer op pad. Deze situatie was allesbehalve ideaal.
Omstreeks 12:00 kwam ik aan op een kale helling, met daaronder grote machines voor bomenkap. Ik had de weg bereikt. Nu was het nog een tiental kilometer naar Banff. Opvallend: het trail dat ik net had gelopen, was afgesloten van deze kant.
Ik besluit na een half uurtje om middagpauze te houden op de weg. Ik zet mijn stoel op, schoenen uit, laat alles drogen. En ondertussen ligt mijn rugzak midden op de weg. Hee, er komt toch niemand langs. Na 10 minuten hoor ik opeens een auto. Heh? Goed, ik haal snel mijn spullen weg; we zeggen hallo tegen elkaar en ze rijden door. Hmm, een lift was wel leuk geweest, maar ik zou me niet kunnen opdringen. Ik ga weer zitten en rust wat verder uit.
Nog geen 10 minuten later hoor ik weer wat aankomen. Nou zeg, het lijkt wel spitsuur! Ditmaal een quad, met 2 mensen erin met motorhelmen op. Ze stoppen, zetten de motor af en vragen of alles OK is. Ja hoor, ik rust alleen wat uit en laat mijn schoenen drogen. Hun motor was oververhit; ze hadden wel even. Ik vroeg hen wat hun plannen waren voor vandaag. ‘Just drive to the end of the road.’ Ehh, dat ga ik ook doen, maar dan lopend. Ik vertelde mijn einddoel van de dag en ik kreeg een lift aangeboden. In de quad was geen ruimte, maar ik kon wel achterop zitten, als ik wat zou inschikken en me goed vasthield. De motor was weer wat afgekoeld; ik stapte op. Elke 3 kilometer moesten we even stoppen omdat de motor oververhitte. Op één van de stops heb ik even geposeerd voor de foto:
Nee, ik heb er niet zelf in gereden. Door het net is nog net mijn rugzak te zien.
Het bleken Roger Bootsma en Kim te zijn. Een erg Nederlandse naam inderdaad: hij had Nederlandse roots. Zijn oom woont in Wolvega. Hij was enkele jaren geleden nog in Nederland op vakantie geweest en had al fietsend Friesland doorkruist. Grappig. Ik vertelde over wat ik had gelopen en hij had – 15 jaar geleden – het trail naar Ralph lake wel eens gelopen. Hij wist zich alleen nog te herinneren dat het zwaar was. Inderdaad; ik had het geluk dat ik naar beneden liep vanochtend.
En dan gaat het dus opeens snel. Ik rij met 30 km/h, in plaats van dat ik loop met 3 km/h. Minder dan een half uur later zijn we bij het einde van de weg. Er staan twee auto’s geparkeerd. Tot mijn verbazing stopte hij niet. ‘Nee, we kunnen nog een stuk doorrijden.’ Dit zei hij direct voor een riviertje, waar ik zeker mijn schoenen voor uit moest trekken en dat toch wel vrij diep lag. ‘Can this thing do that?’ Vraag ik nog, maar we gaan al, over de rivier.
Het trail is hiervoor gemaakt: het zijn twee sporen in plaats van 1. Tot mijn verbazing rijden we nog kilometers door het trail op, tot een punt dat het echt ophoudt. We zijn dan nog maar zo’n 500 meter van de grens van Alberta / Banff national park vandaan. Wow! Dit is waar ik wilde kamperen. En ik was er al om 14:00 in plaats van in de avond. Bij de laatste stop krijg ik nog wat te eten aangeboden. Een grote chocolate chip cookie, een granola bar, wat worteltjes. Met enige schroom neem ik ervan. Het voelt toch wel goed om eens wat anders te eten dan noten!
We lopen met zijn drieën door, naar Leman Lake, een meertje nét in Banff. Terwijl we de grens oversteken, bedenk ik me: vandaag ga ik verder komen dan gepland. Ik zal Banff inlopen, het helemaal naar het zuiden uitlopen, en kamperen nét na de grens, weer in Britisch Columbia/Height of the Rockies Provincial Park. Dat haal ik wel.
Lake Leman.
Bij Lake Leman nemen we afscheid – ik heb nog veel km’s af te leggen. Ik hoop erop dat ik rechts langs het meer kan lopen naar het hoofdtrail en ga vol energie op pad. Al na 500 meter stopt het trail. En dan bega ik mijn eerste fout van de dag: ik besluit om off-trail door te lopen in plaats van om te keren. Al bushwackend ging ik mijn weg naar het trail zoeken. Daarmee liep ik letterlijk vast: het bos is zó dicht begroeid, dat ik vast kwam te zitten. Er was werkelijk geen doorkomen aan. Ik ging weer een klein stukje achteruit en probeerde weer bij het meer te komen. Opnieuw maakte ik de fout om niet alsnog terug te gaan. Ik liep langs de oever van het meer – ik was al zo ver gekomen. De eerste paar honderd meter ging dat prima, maar toen liep ik vast: de oever werd een steile rotswand. Ik klom er nog een stukje langs, maar moest opgeven. Dan maar het water in. Ik waad door het meer, vlak bij de uitstroom. Het water was bezaait met dode bomen, die zich rondom de uitstroom verzamelden. Het water was hier ook te diep om te doorwaden. Grr, ik moest óver de boomstammen lopen.
Nu is het niet makkelijk om over drijvende boomstammen te lopen. Die dingen draaien (de zijtakjes waren allemaal wel afgebroken) en zinken als je erop gaat staan. Het waren enkele spannende minuten, maar kon tot de andere kant van de uitstroom komen. Nog 5 minuten later was ik weer op het trail. Ik was alles bij elkaar zeker een uur extra kwijt. Ik had écht veel beter terug kunnen gaan.
Maar goed, nu was ik op een trail in Banff. En dat is een hele andere ervaring dan de trails van de afgelopen dagen: dit trail kán je niet kwijtraken. Het is diep (soms zelfs wat te diep; levert kans op struikelen) en bij splitsingen zijn er zelfs bordjes. En als je dan een rivier over moest steken (in dit geval de Spray river), dan lag er een brug:
Zo wordt hiken wel een érg ontspannen bezigheid 😉
De omgeving is echter onverminderd mooi:
Een stukje van de ‘Great divide’, kijkend naar het zuiden, naar de (lage) Palliser pass.
Ik loop door naar Palliser pass, dat slechts zo’n 100 meter hoger ligt. Ik loop langs Belgium lake en zie tot mijn vreugde de bordjes die aangeven dat ik weer in het Height of the Rockies Provincial park terug ben. De reservering die ik had voor een kampeerplaats in Banff (een stukje noordelijker), laat ik graag voor wat die is. Ik ben een heel stuk dichter bij de eindstreep gekomen vandaag. Ik zet mijn tent op bij Palliser lake, waar de Palliser river ontpringt. De rivier die ik 5 dagen geleden nog met zoveel moeite heb doorwaadt. Het is inmiddels wel al na 20:00. Het is een zware, lange dag geweest. In totaal heb ik 29.7 kilometer afgelegd, waarvan zo’n 20 lopend. Al lopend heb ik een stijging van 900 meter en een daling van 1550 meter gedaan. Best veel al met al.
Mijn tentje, aan Palliser lake
Ik ben uiterst tevreden met het resultaat. De laatste dagen worden nu niet meer onmogelijk lang; ik lig bijna een hele dag voor op schema. Morgen de zware klim naar Beatty lake en dan twee dagen van slechts 7.5 kilometer, downhill. Heerlijk.